- écran
- écran [eekrã]〈m.〉1 scherm ⇒ doek2 film(kunst) ⇒ (het) witte doek3 scherm ⇒ gordijn, bescherming4 haardscherm ⇒ vuur-, handscherm5 〈tv〉reclamespot♦voorbeelden:1 〈computer〉 écran d'aide, d'assistance • helpscherm〈computer〉 écran couleur • kleurenscherm〈computer〉 écran de visualisation • beeldschermécran cathodique • beeldbuisle petit écran • de tv, de buis〈computer〉 écran tactile • aanraakschermcrever l'écran • de anderen van het scherm spelen2 le grand écran • het witte doekporter à l'écran • verfilmen3 écran de fumée • rookgordijnécran antibruit • geluidsschermfaire écran à qc. • iets afschermen, iets afdekken〈figuurlijk〉 servir d'écran • tot bescherming dienen→ vedette¶ écran acoustique • akoestisch schermm1) doek, scherm2) filmkunst3) scherm, gordijn4) reclamespot
Dictionnaire français-néerlandais. 2013.